Berichten

Pas op voor Jacobskruiskruid!

Jacobskruiskruid – weet jij het te herkennen?

Jacobskruiskruid belicht door de Paarden Oppas ServiceAls paardenhouder en paardenverzorger is het essentieel om te weten welke planten wel en niet goed zijn voor paarden. Intuïtief weten paarden wel welke planten ze nodig hebben om een tekort aan vitaminen en mineralen aan te vullen en welke planten ze beter kunnen mijden omdat die stoffen bevatten die niet goed voor hen zijn (denk aan Jacobskruiskruid, Rododendron, Vingerhoedskruid en Zuring). Heb je echter meerdere paarden rondlopen en ontstaan er tekorten, dan kan het zijn dat de paarden die lager in de rangorde staan van giftige planten en kruiden gaan eten. Dus het is belangrijk om te zorgen dat de paarden voldoende gebalanceerd voedsel aangeboden krijgen. Maar daarmee is het gevaar niet afgedaan! Want als mensen het natuurlijk evenwicht in de begroeiing verstoren door te gaan maaien, kan het zijn dat giftige planten versneden tussen het gemaaide gras terecht komen, waarna het paard ze toch binnen kan krijgen.

Jacobskruiskruid herkennen
Neem bijvoorbeeld Jacobskruiskruid. Je kent het wel: die plant met al die kleine gele bloemetjes! Die bloeien van juni tot oktober. De bloemen bevatten 2x zoveel gif als de bladeren. Maar wist je dat de plant maar twee jaar leeft en dat hij in het eerste jaar geen bloemen heeft? Het is dus zaak dat je de grillige blaadjes goed weet te herkennen, zodat je de plant bijtijds kan verwijderen. Wanneer de bloemen veranderen in zaadpluizen, verpietert het blad en daardoor is het nog maar moeilijk herkenbaar. Zie je een oranjebruin gestreepte rups (zebrarups) op de plant waarvan jij vermoedt dat het Jacobskruiskruid is, dan is dat de bevestiging die je zoekt: dit is de rups van de Sintjacobsvlinder. Het kruid groeit in bosjes bij elkaar komt vaak voor op weilanden en in bermen en wanneer hier gemaaid wordt,  is de kans groot dat het in het hooi terechtkomt. Zo lang het Jacobskruiskruid groeit, zullen de meeste paarden het intuïtief niet aanraken. Het kruid heeft ook een bittere smaak, waardoor het niet aantrekkelijk is om te eten. Als een paard het echter in gedroogde vorm aangeboden krijgt in het hooi, is de bittere smaak sterk en de typische geur afgenomen, maar de giftigheid niet! Het is dus zaak om je hooi goed te controleren.

Gevaar voor je paard
Wat gebeurt er als je paard dit kruid eet? De gifstoffen komen in de darmen terecht en tasten vervolgens de lever aan, waarbij kleine bloedvaatjes verstopt raken. Eén hapje Jakobskruiskruid kan er al voor zorgen dat levercellen afsterven. De dode levercellen worden door het lichaam afgevoerd, maar de gevolgen zijn littekenweefsel en natuurlijk een verminderde werking van de lever. De functie van de lever is het ontgiften en reinigen van het lichaam. Als de lever niet goed meer werkt, wordt het paard dus van binnenuit vergiftigd! Een paard kan dan of heel sloom worden of juist ongebruikelijk wild. Dit komt doordat ammoniak, wat aangemaakt wordt in de darmen, niet meer wordt omgezet in de lever en een ammoniakvergiftiging verstoord de hersenfunctie. Het dier wordt er letterlijk gek van!
Zogende merries kunnen de giftige stoffen ook doorgeven aan hun veulen. De gifstoffen die het paard binnenkrijgt via Jacobskruiskruid verlaten het lichaam binnen 24 tot 48 uur voornamelijk via de nieren, maar het kan ook via melk.

Behandeling
De dierenarts kan door middel van bloedonderzoek vaststellen of er sprake is van leverbeschadiging en hij kan de ontsteking tegengaan met Prednisolon. Heeft het dier echt kolder in de kop, dan zal hij enkele dagen aan het infuus moeten om de stofwisseling en ontgifting snel en grondig aan te pakken. Bij mildere vormen wil een behandeling met Mariadistel nog weleens helpen: dit heeft een sterk ontgiftende werking op de lever. Als het paard wel giftige stoffen binnen heeft gekregen, maar de lever die in voldoende mate kan afbreken, zullen de bloedtesten geen verhoogde waarden aangeven.

Hoe kom ik eraf?
De plant verspreid zich snel: een volwassen plant kan 75.000 tot 200.000 vruchten voortbrengen! Stel dat jij Jacobskruiskruid op jouw terrein hebt staan, wat staat je dan te doen? Graaf het uit! Pak er een schepje bij en zorg dat je alle wortels meeneemt, anders groeien er zo weer nieuwe planten. Sommige mensen krijgen een allergische reactie bij huidcontact met Jacobskruiskruid, dus doe voor de zekerheid tuinhandschoenen aan! Deponeer de uitgetrokken planten in de groenbak om verdere verspreiding tegen te gaan, dus niet op de composthoop!
Je kan ook een paar geiten of schapen op het land zetten waar het Jacobskruiskruid voorkomt. Geiten en schapen zijn gek op deze plant! Schapen en geiten beschikken over enzymen in het maagdarmkanaal die de gifstoffen gedeeltelijk onschadelijk maken. Ze zouden ruim 300 x hun eigen lichaamsgewicht aan Jacobskruiskruid moeten eten voordat het hen fataal zou worden. Bij paarden bedraagt dit percentage slechts vijf % van het lichaamsgewicht. Uit de praktijk is gebleken dat winterbeweiding met schapen een goed middel is om uitbreiding van het kruid tegen te gaan.

Natuurlijk afweergeschut
Wist je trouwens dat de rupsen van de Sint-Jacobsvlinder (een dagactieve nachtvlinder) de gifstoffen uit Jacobskruiskruid opslaan in hun lijfje, waardoor ze later als vlinder oneetbaar zijn voor vleermuizen, vogels, zoogdieren, reptielen en spinnen ?

Sint-Jacobsvlinder

Jaarlijkse gebitscontrole: onzin of noodzaak?

Paardentandarts op www.PaardenOppasService.nl

Steeds meer paarden worden jaarlijks nagekeken/behandeld door een gebitsverzorger (in de volksmond ook wel: paardentandarts). Is dit een zogenaamde ‘hype’ of heeft het daadwerkelijk zin?

Een paard is gemaakt om een groot deel van de dag allerlei gras- en plantensoorten te kunnen vermalen. Daarom verschilt het paardengebit van een mensengebit: op de hoektanden na, groeien de tanden en kiezen continu uit de kaak. Het gebit blijft netjes in vorm doordat de elementen op elkaar afslijten tijdens het malen. Er kunnen allerlei redenen zijn waarom dit slijtingsproces niet goed verloopt. Enkele voorbeelden: 1. de tanden en kiezen kunnen niet mooi recht op elkaar staan (bijvoorbeeld bij een onder- of overbeet), 2. er kan een kies verloren zijn (de tegenoverliggende kies kan dan nergens op afslijten), of 3. het paard maalt niet vaak of krachtig genoeg tijdens het eten. Dit laatste is bij veel paarden het geval, omdat veel paarden niet de hele dag door eten krijgen. Het eten dat ze eten is bovendien te ‘gemakkelijk’ te kauwen (denk bijvoorbeeld aan de geconcentreerde voedingsstoffen in de vorm van biks).

Wanneer een gebit niet goed afslijt dan noemen we dit gebit ‘uit balans’. Er kunnen hoogteverschillen ontstaan of haken of scherpe randen die voor pijn en ongemak zorgen. Ook kunnen paarden problemen krijgen met wisselen. Door onbalans kunnen er ruimtes tussen kiezen komen (zogenaamde diastases) waar eten tussen gaat rotten, wat vervolgens weer kan leiden tot tandvleesontsteking. Er zijn hiernaast nog veel meer gebitsproblemen op te noemen. Een paard met een gebitsprobleem kan klachten vertonen als slecht eten, proppen kauwen, vermageren, uit de mond stinken, het bit slecht aannemen, enzovoorts. De meeste paarden krijgen deze klachten echter pas zichtbaar wanneer er al vergevorderde problemen in de mond zijn. Hierom is het verstandig om ook zonder klachten een gebitscontrole te laten doen om grote problemen voor te zijn. De jaarlijkse gebitscontrole heeft dus daadwerkelijk zin!

De hoofdtaak van een paardentandarts is het uitbalanceren van het gebit, dat wil zeggen: de kiezen weer op gelijke hoogte brengen en alle scherpe randen en haken verwijderen. De onderkaak van een paard moet volledig voor- achterwaarts en zijwaarts kunnen bewegen zonder ergens op te blokkeren. Het paard moet fijn kunnen eten en fijn berijdbaar zijn (met of zonder bit).

Om onder andere de hoeken van de kauwoppervlaktes juist te houden, om ook achterin de mond precies te kunnen werken en om alle pascontroles goed te kunnen doen is het paard idealiter verdoofd en wordt de behandeling elektrisch uitgevoerd. Alleen een dierenarts is bevoegd om een paard in het bloedvat te verdoven.www.PaardenOppasService volgt Paardentandarts Klaartje van Delden

Let op: paardentandarts is een vrij beroep. Dit betekent dat iedereen dit vak mag uitoefenen, ook mensen zonder enige vorm van opleiding. Een degelijke paardentandarts heeft een opleiding gevolgd en doet aan regelmatige nascholing, werkt met een mondklem en een goede lichtbron, staat open voor vragen en laat je meekijken en voelen als dat mogelijk is. In Nederland is in 2010 de NVVGP (Nederlandse Vereniging Voor Gebitsverzorging bij het Paard) opgericht waar paardentandartsen samenkomen voor nascholing. Op de website www.nvvgp.nl is te zien welke paardentandartsen zich hierbij hebben aangesloten, zodat je een goede keuze kunt maken.

Dit artikel is geschreven door paardentandarts Klaartje van Delden. Zij heeft de opleiding tot dierenarts succesvol afgerond en zich daarna volledig toegelegd op de paardentandheelkunde.
Ze is werkzaam in de regio Zuid-Holland en omstreken.

Voor meer informatie en foto’s kun je kijken op de website www.paardentandartskvd.nl.