Berichten

Hoefkatrol

De Paarden Oppas Service over hoefkatrolWist je dat ieder paard hoefkatrol heeft? Maar gelukkig hebben ze niet allemaal een hoefkatrolontsteking!
De hoefkatrol is een deel van de hoef en bestaat uit het hoefbeen, kroonbeen, de diepe buigpees, de slijmbeurs, ligamentjes en het straalbeen. De hoefkatrol maakt het mogelijk om de ondervoet te kunnen buigen. Is er sprake van een hoefkatrolonsteking, dan is de slijmbeurs chronisch geïrriteerd geraakt doordat het kraakbeen rafelig is geworden ten gevolge van de slijtage. Het komt het meeste voor in de voorbenen.

Wat zijn mogelijke oorzaken?

Hoefkatrolontsteking ontstaat door een (chronische) overbelasting van het hoefkatrolapparaat. Je ziet het bijvoorbeeld vaak bij springpaarden: bij de landing na een sprong veert de ondervoet zo ver door dat de kogel bijna de grond raakt. Dit is een enorme belasting voor de ondervoet. Een andere reden kan overgewicht zijn – dit kan leiden tot een overbelasting van de hoefkatrol. Het kan ook een storing in de ontwikkeling van de groei van het paard zijn. Ook het te vroeg gaan beleren van een jong paard kan zorgen voor overbelasting. Als een paard vaak op harde grond traint, zal hij gevoeliger zijn voor hoefkatrolontsteking. Het kraakbeen zal dan immers sneller slijten. Door verkeerde hoefverzorging kan er ook een disbalans ontstaan in de belasting van de benen van het paard, wat kan resulteren in hoefkatrolontsteking. Voeding kan een geleider zijn: veel snelle koolhydraten kunnen ontstekingsbevorderend werken.

Mogelijk speelt er ook een erfelijke component in het optreden van hoefkatrolontsteking. Er is een theorie dat hoefkatrolontsteking is ontstaan door een verkeerd fokbeleid: ‘Het komt niet voor niets het meeste voor bij KWPNers. Ooit werden er drie hengsten ingezet die het vererfden bij de omvorming van het Gelderse en Groninger paard naar het hedendaagse KWPN-sportpaard. Vanuit deze combinatie ontstond hoefkatrolontsteking. l’Invasion, Koridon XX en Duc de Normandie gaven het door. Voordat deze paarden in Nederland dekten, kende men geen hoefkatrolontsteking.’

Wat zijn de symptomen?

Kreupelheid hoeft niet het eerste symptoom te zijn waaraan je merkt dat er iets mis is. Je kan merken dat je paard pijn heeft tijdens het trainen, met name bij het maken van korte wendingen of bij lange/intensieve trainingen. Je paard gaat dan krampachtig lopen en zal wat verstijven in de benen. Je paard kan ook een afwijkende stand van de benen hebben: die staan dan niet meer recht. Vaak leunt het paard wat achterover om zo de pijnlijke voorbenen te ontzien. De voorbenen worden vaak meer belast en hebben daardoor een grotere kans op hoefkatrolontsteking.

Diagnose en behandeling

Röntgenfoto’s en echo’s kunnen aangeven of het hier om een hoefkatrolonsteking gaat. De dierenarts kan dan ontstekingsremmers of kruiden geven, die tevens pijnstillend werken. Neem de tijd om je paard te revalideren!

Voor de genezing van ziekten en ontstekingen in het algemeen is een goede doorbloeding essentieel. Bij hoefkatrolontsteking is een goede doorbloeding van de hoeven belangrijk. Als een paard lang op stal staat, zal de doorbloeding van zijn hoeven minder zijn. Tijdens beweging stroomt er meer bloed door de hoeven en hierdoor zetten de hoeven uit. Hoefijzers kunnen deze natuurlijke functie tegenwerken.  Het hoefmechanisme is van groot belang voor de bloedvoorziening van het hele paardenbeen. In 5 stappen wordt er mogelijk zelfs een liter bloed door de hoeven gepompt. Regelmatig bewegen is dus stimulerend voor het herstel van je paard. Paarden die in het wild leven, slapen maar een uur per dag. Zij houden het hoefmechanisme aan het werk door veel te bewegen. De hoeven zetten uit en krimpen in tijdens het lopen. Dit zorgt voor een goede doorbloeding, wat de kans op ontstekingen reduceert. Wat wij hiervan kunnen leren is dat regelmatig bewegen nodig is voor het welzijn van het paard.

Want natuurlijk is het essentieel om naar de oorzaak te kijken en die, waar mogelijk, weg te nemen.

Voorkomen is beter dan genezen

Wat betreft voeding: zorg dat je paard niet te zwaar is en geef hem voldoende omega 3-vetzuren en gamma-linoleenzuur. Dat werkt ontstekingsremmend. Zie ons blog over de spijsvertering van paarden.
Als snack kan je af en toe Hennep Bites geven. Die zijn rijk aan vezels, omega’s 3-6-9, essentiële aminozuren, natuurlijke vitaminen A, B1,2,3 en 6, vit. C, D,E en minerale sporenelementen.

Wat betreft hoefmanagement: zorg voor goede bekapping en hoefverzorging.

Wat betreft training: beleer je paard niet te vroeg, doseer de trainingen (liever vaker en korter) en werk op zachtere grond.

In het kort: goed voedings-, hoef- en trainingsmanagement toepassen verkleint de kans op hoefkatrolontsteking en helpt bij het herstel.
Je paard is afhankelijk van jou, dus zorg dat hij niet de dupe wordt van jouw verkeerde gewoontes! Neem jouw aanpak eens goed onder de loep (haal er evt. een professioneel bij) en kijk eens of er punten ter verbetering te vinden zijn. Jouw paard zal je dankbaar zijn en jij zult langer van hem kunnen genieten!

Regelmatig DROES uitbraken in Nederland!

Regelmatig DROES uitbraken in Nederland!

Bijna elk paard heeft wel een keer in zijn leven droes, maar het is zaak om tijdig in te grijpen, om verspreiding te beperken.  Droes is een zeer besmettelijke ziekte die wordt veroorzaakt door de bacterie Streptococcus Equi. Deze bacterie zorgt voor een acute infectie van de voorste luchtwegen waarbij abcessen van de lymfeknopen ontstaan. De lymfeknopen die tussen de kaaktakken liggen en de lymfeknopen die boven de keel liggen worden het vaakst aangetast. Hoe meer paarden bij elkaar, hoe groter de kans dat de ziekte verspreid wordt. Dit gebeurt meestal door gezamenlijk gebruik van drink- en voederbakken. Of via de mens. Omdat de incubatietijd 3 tot 14 dagen kan zijn is het lastig vast te stellen of een paard besmet is.

Je kunt een besmet paard herkennen aan een aantal symptomen:De Paarden Oppas Service over droes

– loopneus (in de eerste instantie helder, maar na een paar dagen pusachtig)

– hoesten en snurken

– verminderde eetlust. Eten kan ook via de neus terugkomen, door slikproblemen

– koorts

–  pijn in de hals, te herkennen aan de lichaamshouding: paard houdt de hals vaak gestrekt

– lymfeknoopzwellingen of –abcessen

De Gezondheidsdienst voor Dieren (in Deventer) biedt naast de DNA-test en het bacteriologisch onderzoek nu ook de ELISA-test aan voor droes. Dit is een nieuwe diagnostiek voor het aantonen van antistoffen tegen de droesbacterie in bloedserum. Bijna alle paarden ontwikkelen enkele weken na infectie antistoffen en komen daardoor positief uit de test. Bij dragers blijven de antistoffen langdurig aanwezig.

Droes is voor het paard erg pijnlijk. Raadpleeg snel een dierenarts als je vermoedt dat je paard droes heeft, want in een vroeg stadium kan het nog behandeld worden. Vroeger kreeg een paard met droes meestal een antibioticakuur voorgeschreven, maar tegenwoordig is men daar terughoudend in, aangezien de antibiotica de rijping van de abcessen vertraagt. In de meeste gevallen is het beter om de abcessen door te laten breken. De abcessen kunnen zelf rijpen, of de dierenarts opent ze. Benauwdheid kan bestreden worden met medicijnen. Als deze niet het gewenste resultaat opleveren, dan kan er een tracheotomie geplaatst worden (een buisje in de luchtpijp), waardoor het paard kan ademen tot de zwelling in de luchtwegen is afgenomen.

In uitzonderlijke gevallen kan droes fataal zijn. De bacterie kan nl. via het bloed elders in het lichaam terecht komen en abcessen veroorzaken in de spieren, de organen of de buikholte (let op koliek verschijnselen!). Als dat gebeurt is de kans klein dat het paard dit overleeft.

Meestal krijgen paarden op jonge leeftijd droes en bouwen dan een vorm van immuniteit op, maar deze is niet levenslang, dus oudere paarden kunnen het ook (weer) krijgen. Je kunt je paard vanaf de leeftijd van 4 maanden laten inenten, maar daarover zijn de meningen verdeeld: in sommige gevallen is het wenselijk, maar naast de voordelen zijn er ook nadelen aan verbonden, dus bespreek de situatie van jouw paard goed met je dierenarts!

Om besmetting te voorkomen kan je je paard het beste uit een eigen drinkbak laten drinken en niet in de buurt van andere paarden poetsen en opzadelen. Stallen kunnen het beste de nieuwe paarden tijdelijk apart zetten en jongere paarden permanent apart te zetten. Als een paard genezen is, kan het toch nog tot 6 maanden besmettelijk zijn voor andere paarden!!

Hippiatori

Al in de begindagen van de samenwerking tussen mens en paard werd er diergeneeskunde bedreven. In het oude India bestonden er dierenziekenhuizen waar zieke paarden, olifanten en (ander) vee werden behandeld. Verschillende teksten zijn gewijd aan de behandeling van dierziekten, met name de Indiase Asva Sastram. Rond 1800 voor Christus had Koning Hammurabi van Mesopotoamië een lijst opgesteld waarop het honorarium voor de verschillende behandelingen van ezels en ossen stond aangegeven. Een eeuw eerder al hadden de Egyptenaren een op papyrus geschreven handleiding voor aandoeningen bij honden.

Pioniers op het gebied van de diergeneeskunde waren, net als voor de mensgeneeskunde, de Grieken. Hun paardenartsen werden Hippiatori genoemd en de eerste artsen, waarvan Hippocratus de belangrijkste is, waren bedreven in de behandeling van dieren. De Griekse geneeskunde was haar tijd zo ver vooruit dat de Romeinen bijna alleen maar Griekse artsen in dienst namen. De term veterinarius raakte in gebruik voor artsen die diergeneeskunde bedreven en het woord veterinarium verwees naar een paardenbehandelruimte of ziekenhuis.

Het oudste bekende boek over de verzorging van het paard werd in 1360 voor Christus voor het Hittitische strijdwagenleger geschreven door Kikkuli de Mittaniër. De beroemdste Griekse dierenartsen waren Aspyrtus, die in 330 na Christus de Hippiatrika schreef, teksten over de ‘veeartsenijkunde’ die in de tiende eeuw opnieuw werden gepubliceerd, en Vegetius. Vegetius schreef in 450 na Christus ‘Diergeneeskunde’, een boek dat duizend jaar lang werd beschouwd als het standaardwerk. Vegetius was goed op de hoogte van vele, ook nu nog actuele virale infecties. In Rome waren er ernstige epidemieën, die we nu herkennen als paardeninfluenza en Afrikaanse paardenpest.

In de middeleeuwen en ook in de 20ste eeuw was de behandeling van paarden (en soms zelfs van mensen!) in handen van de smid, die het aanzien genoot van de oude sjamaan. Tot aan de 18de eeuw boekte de wetenschap van de diergeneeskunde weinig vooruitgang, maar de oorlogen in Europa brachten daarin verandering: men was afhankelijk van een groot cavalerieleger, dat met uitgebreide fokprogramma’s werd ondersteund. In 1762 werd daarom de Koninklijke Veterinaire School in Lyon (Frankrijk) opgericht, 30 jaar later gevolgd door de School voor Diergeneeskunde in Londen.

Tegenwoordig speelt de dierenarts een grote rol bij elke activiteit waarbij paarden zijn betrokken. Hij houdt zich bezig met preventieve geneeskunde, hij diagnosticeert, adviseert paardenhouders en behandelt paarden.

Dierenarts